Kan fascisme ook nu nog voorkomen? Wat is het eigenlijk? De Amerikaanse politiek wetenschapper en historicus Robert Paxton (1932) beschrijft het als een proces in vijf fasen, altijd in beweging en ontwikkeling, met een cruciale rol voor omgeving en handlangers. Fascisme is altijd militaristisch maar omgekeerd is dat niet altijd zo. Een autoritair regiem is vooral gericht op de status quo; een fascistisch regiem moet altijd vooruit in een soort permanente revolutie, een spiraal van steeds grotere uitdagingen die uiteindelijk leidt tot zelfdestructie of tot terugkeer naar een meer autoritair bewind. Fascisme komt aan de macht waar een democratische regering is vastgelopen.
Na de eerste globale crisis in de jaren 1880, een vernietigende Eerste Wereldoorlog en de eerste, compromitterende regeringsdeelname van socialisten, zagen fascisten ruimte om de voor het eerst politiek meebepalende massa te mobiliseren tegen socialisme en liberalisme. De crisis was diep en potentiële bondgenoten waren wanhopig; samenwerking met de conservatieve elites die wisten hoe de maatschappij werkt, bracht fascisten aan de macht. Soms zien elites onder druk geen andere keus dan de mindere. Voor zo’n samenwerking doen fascisten consessies: ze ‘normaliseren’ (‘Herrschaftskompromiss’). ‘Looking closely at how fascists leaders became head of government is an exercise in antideterminism.’ (Zie ook: J.A.A. van Doorn, Duits socialisme. Het falen van de sociaal-democratie en de triomf van het nationaal-socialisme).
Wegkijken
Vooral mensen met economische, sociale en politieke macht bepalen of fascisme wortel schiet en aan de macht komt. Intellectuelen, vooral in de eerste stadia geïnteresseerd, helpen ruimte creëren, door de verknochtheid van de elite aan de waarden van de Verlichting te verzwakken en boze en verontruste mensen een alternatief te laten zien voor links. En fascisme, laat Paxton zien, kan niet zonder gewone mensen die in hun dagelijks leven het schijnbaar kleinere kwaad accepteren of wegkijken, en zo de weg openen voor een verschrikkelijke uitkomst.
Fascisten aan de macht zijn meester in het manipuleren van groepsprocessen en ze bepalen wie bescherming verdient en wie niet. Wil en actie worden doel in zichzelf (zie ook: Victor Klemperer, LTI). ‘The legitimation of violence against a demonized internal enemy brings us close to the heart of fascism.’ Het ontwikkelde zich op de Balkan in de jaren 1990 anders dan eerder in Duitsland en Italië: de leiders waren al aan de macht toen ze afbogen naar fascisme.
Superioriteit van instincten
Waar moeten we op letten om herhaling te voorkomen? Op extreem nationalistische propaganda en haatmisdaden, maar belangrijker zijn ‘situations of political deadlock in the face of crisis, threatened conservatives looking for tougher allies, ready to give up due process and the rule of law, seeking mass support by nationalist and radicalist demagoguery.’ Fascisten zijn dicht bij de macht als conservatieven hun technieken gaan lenen, appelleren aan hun ‘mobilizing passions’ en aansluiting zoeken bij de fascistische volgelingen. ‘Mobilizing passions’ zijn bijvoorbeeld het gevoel van een overweldigende crisis die aan gangbare oplossingen ontsnapt, het gevoel dat de eigen groep slachtoffer is en dat elke actie tegen vijanden daarom gerechtvaardigd is, de superioriteit van de instincten van de leider over abstracte en universele rede.
Fascisme gaat meer over angst dan over ideeën. In de kiem is fascisme in elke democratie aanwezig, meent Paxton. Meer is niet nodig: ‘…polarization, deadlock, mass mobilization against internal and external enemies, and complicity by existing elites.’
Robert O. Paxton: The Anatomy of Fascism. London 2004
Comments