Madelief en Margriet
Wat hebben ze een haast om bij eten te komen! hadden we gedacht als we niet beter wisten. De twee bruine kipjes komen met prachthaan Barry zoals altijd ontspannen aanwandelen over het stalpad maar bij de tuin gekomen steken ze ineens wild fladderend het gras over, naar de struiken. Ze zijn daar pas aangevallen door een buizerd: het scheelde niks of een kipje was in de lucht verdwenen en eega is, het ergste vrezend, uren bezig geweest de angstige Madelief en Daisy onder de dichte struiken terug te vinden. Dat kleeft voortaan voor hen aan die plek. Meestal is Barry erbij: die schrikt door zijn pronte aanwezigheid roofvogels af, maar die ene keer zat hij bij Gerda in het kippenhok, zij in haar doos, hij met zijn buik in het zand ervoor, ‘op de thee’, zag eega. Het is nog een wonder dat de kipjes tuin en huis weer zijn gaan opzoeken, zij het op een holletje.
Moederoverste
Gerda, ooit mager en onderaan de pikorde van de eerste vier bruine kipjes, is de vaste constante geworden, een onaantastbare moederoverste voor wie zelfs Fleur niet bang is. Ze blijft meestal in of bij het hok, wijdt zich geduldig aan het tweemaal daagse bakje eten en baart opzien als ze eens met Barry, Madelief en Daisy meekomt op hun rituele wandeling naar huis en tuin. Ze kan dan vrij levendig zijn, maar soms ook raakt ze de draad kwijt en brengen we haar zachtjes terug naar het hok. Beklimt ze de treden van het terras, dan tillen wij haar weer naar beneden, dat speelt ze sinds haar lange ziekteperiode zelf niet klaar. Als een opgewonden kipje haar eten wegkaapt corrigeert ze dat subtiel, al te gek moet het jongvolk het niet maken, maar verder scharrelt ze rustig overal tussendoor. Was prachthaan Barry pas bij haar op de thee, na een wat verwarde dag vonden we ze beiden samen bij het slapengaan in haar doos. Troost hij haar? We zien het met ontroering.
Onaantastbaar is natuurlijk ook Barry. Na de dood van zijn kompaan Bram zocht hij ons op en sindsdien kan het niet meer stuk. Met alle kippengedoe weten we: we doen dit met Barry samen. De meest zachtaardige haan denkbaar kent zijn plichten: hij gaat met zijn kipjes op stap, hij zoekt lekkere hapjes voor ze en hij houdt toezicht op wat gebeurt, groot en erect aanwezig. Soms geeft hij vocaal commentaar, bijvoorbeeld de keer dat ik ’s ochtends te vroeg in het hok kwam. Nog vanaf zijn stok klokte hij me verontwaardigd toe. En toen ik het hok tegen donker worden dicht kwam doen bleken kipjes en haan nog actief: vanuit de kas maakte hij me diets dat ik echt te vroeg was: kom straks maar terug. Dat is een nieuwe gewoonte, zeker na een dag binnen met slecht weer: voor het slapengaan nog een ommetje, Barry en de bruintjes Madelief en Daisy, steeds vaker ook met wit kipje Margriet.
Druk met zichzelf
Margriet en Fleur hadden een moeilijke entree, vooral door Daisy, ineens niet meer onderaan de pikorde. Ze pikte de nieuwe witte kipjes ongenadig en leerde dat niet snel af. Margriet onderging het gelaten, maakte een ommetje en kwam laconiek weer terug maar bij Fleur, kwetsbaar en kaal, leidde de intimidatie tot blinde paniek. Eten verdelen we steeds over veel bakjes, ver uit elkaar en dan nog houden we in de gaten dat Fleur aan eten komt. Ze komt nog weinig van haar stok af, piekeren we nu. Maar behalve de prachtige staart lijkt ze qua verendek inmiddels op Margriet en het kan voorkomen dat alle kipjes samen scharrelen, oudgedienden en nieuwkomers, bruin en wit onschuldig door elkaar, druk met zichzelf en niemand tot last: wir schaffen das! Als de hele wereld toch zo was. Glimlachend wandelen we terug, zo is het goed.
Comments