Plaats en tijd: Groningen en Indië 1945, Roermond 1948, Warschau 1970, Den Haag 2022
We waren in die tijd, schreef mijn vader, allemaal vurige voorstanders van het heroveren van Indië, ‘de idealisten die ook wij waren zeiden: het volk kan zich nog niet zonder ons redden.’ Vrienden van hem meldden zich als vrijwilliger aan voor Nederlands Oost-Indië, nog bezet door de Japanners. Aan het eind van de eeuw[1] keek hij niet terug op een traumatische, vuile oorlog tegen de Indonesische onafhankelijkheid: zijn vader verbood hem zijn aanmelding ‘kort en krachtig’. Mogelijk vond zijn vader, de ‘driftigste van alle driftige Roorda’s’ en voor niemand bang, zijn zoon voor dat verre avontuur minder geschikt.
Zo ontsnapte hij aan ‘de geweldsfuik’ aldaar en aan de ontdekking dat Nederlanders er niet als bevrijders werden binnengehaald[2]. Het werd een dienstplicht van 32 maanden in een administratieve functie voor de Luchtmacht. Excessief geweld of oorlogsmisdaden waren op Deelen niet aan de orde en als fourier verschafte hij zichzelf voor het weekend ‘een prachtig weliswaar gebruikt RAF‑servicedress (tot het te kaal werd) en een bruinleren jack. Hartstikke stoer en chic!’ Hij was in civiel toen hij mijn moeder leerde kennen in 1948, instappend in een trein in Roermond[3]. Wat gebeurde intussen in Indonesië?
Oorlogsdaad en oorlogsmisdaad
‘Geweldsontsporingen van Nederlandse zijde,’ noemde de Nederlandse koning het in 2020: hij sprak daarvoor zijn spijt en excuses uit[4]. Hij vermeed, net als het onderzoeksprogramma ‘Onafhankelijkheid, Dekolonisatie, Geweld en Oorlog in Indonesië, 1945-1950’[5] in 2022, de gevoelige term ‘oorlogsmisdaden’. Zo ook premier Rutte in diens ‘eerste reactie’ op dat onderzoek: hij sprak van ‘het stelselmatige en wijdverbreide extreme geweld van Nederlandse zijde in die tijd.’ Voor dat geweld en het consequent wegkijken van vorige kabinetten passen volgens hem ‘enkel diepe excuses van het Nederlandse kabinet aan de bevolking van Indonesië.’ Het kabinet bood tevens excuses aan ‘aan ieder in ons land die met de gevolgen van de koloniale oorlog in Indonesië heeft moeten leven, vaak tot de dag van vandaag. Dat omvat alle groepen, inclusief de veteranen die zich destijds als goed militair hebben gedragen.’[6]
‘Koloniale oorlog,’ dat was nieuw, maar niet: oorlogsmisdaden[7]. ‘We hadden denk ik,’ zegt onderzoeksvoorzitter Frank van Vree bij nader inzien, ‘moeten zeggen: extreem geweld inclusief oorlogsmisdaden.[8]’ Vermijden was geen politieke keus, maar ‘we hebben achteraf gezien misschien wel onderschat dat dit zo zou worden uitgelicht.’ Lou de Jong, zijn verre voorganger bij het NIOD, was er krachtig tegenopgelopen dat hij het wèl had willen gebruiken.
Incompetentie
‘Oorlogsmisdadigheid Indonesië’, labelden de later befaamde socioloog J.A.A. van Doorn en medewerker bronnenonderzoek W.J. Hendrix hun onderzoeksmateriaal, toen ze voorjaar 1950 na drieëneenhalf jaar dienst terugkwamen uit Indonesië. Pas in 1970, mede door een televisie-interview met Joop Hueting die opzien baarde door te spreken van oorlogsmisdaden, kwam het van een publicatie: Ontsporing van geweld[9]. De onderzoekers verklaren het geweld uit de aard van het krijgsbedrijf en het verdwijnen van de vanzelfsprekendheid van het Nederlandse gezag in 1945. Het Nederlandse leger dacht in termen van ‘echt’ militair optreden en ontkende het asymmetrische karakter van de guerrilla.
‘De incompetentie van het militair gezag aan de top herhaalde zich duizendvoudig aan de basis.’ Het geheel, schrijven Van Doorn en Hendrix, leek een krachtige politiek maar was een ‘historie van zwakte’. Militair gezag beschikt alleen over geweld; militair geweld is per definitie genormeerd en geregeld geweld. Hoe zwak en vaag de grens ook is, altijd is er een punt aanwijsbaar waar geweld in geweldsexces omslaat en de moeizame regulering van de militaire actie instort. Een ‘punt of een puntenwolk in het grensgebied van oorlogsdaad en oorlogsmisdaad.’
Willy Brandt in Warschau
RIOD-directeur Lou de Jong maakte in 1987 van ‘Ontsporing van geweld’ dankbaar gebruik en zond van zijn grote werk een concept-hoofdstuk over Nederlands-Indië vertrouwelijk voor commentaar rond met een paragraaf ‘Oorlogsmisdrijven.’ Die paragraaf lekte uit en maakte bijzonder felle reacties los. Dat bewoog hem ertoe veel uitvoeriger te zijn, ook over Indonesisch geweld, de omstreden paragraaf te herdopen tot ‘Excessen’ en zijn positie nader uiteen te zetten[10]: de term ‘oorlogsmisdrijf’ angstvallig vermijden wil hij niet, maar dat betekent niet dat alle excessen een oorlogsmisdrijf zijn. ‘(Z)ulks hangt af van de precieze omstandigheden van tijd en plaats.’ Aangeven wanneer er wel en niet een oorlogsmisdrijf is acht hij onuitvoerbaar, onbillijk en vooral onjuist, omdat de primaire verantwoordelijkheid ligt bij de hoogste politieke leiding.
Woorden doen ertoe, ontdekte ons parlement in 2022 wat laat, met fascisten in eigen gelederen. Leestekens ook. Premier Rutte sprak zijn excuus anders uit dan op papier staat, door een hoorbare komma te introduceren: ‘… de veteranen, die zich destijds als goed militair hebben gedragen,’ alsof álle veteranen zich als goed militair hebben gedragen. Met het meest krachtige excuus: de woordeloos knielende Willy Brandt in Warschau, begon in 2018 een EU-gefinancierd onderzoek naar politieke excuses. Het team verzamelde de teksten en codeerde en analyseerde de kenmerken van 329 politieke excuses van 74 landen voor schendingen van mensenrechten[11]. Nederland was er laat mee en heeft het koloniale verleden nog niet verwerkt.
Excuses als einde en begin
Voldoen woorden van excuus? Onderzoeksleider Juliëtte Schaafsma: ‘Excuses zijn zowel het einde van iets, als het begin. Dat wordt goed uitgedrukt in de boek-metaforen die je vaak tegenkomt. Dader-landen willen de ‘zwarte bladzijde’ of het ‘beladen hoofdstuk’ graag sluiten. Het ‘boek van het verleden’ kan eindelijk dicht. Maar voor slachtoffers gaat ‘het boek’ – met de erkenning – net open. Ze verwachten dat er nog iets gaat gebeuren: onderzoek bijvoorbeeld, of genoegdoening of een systemische verandering.[12]’ Over het juiste woord op het juiste moment zou ik nog een boom willen opzetten met mijn vader, overleden in 2016. Strijd in Indië is hem bespaard gebleven; Zivilcourage heeft hem nooit verlaten.
(Baarle-Nassau 25 februari 2022)
[1] Het Merkwaardig Memoriaal van Marten J. Roorda, afgerond in 1998, ongepubliceerd [2] J.A.A. van Doorn en W.J. Hendrix: Ontsporing van geweld. Het Nederlands-Indonesisch conflict. Zutphen 2012 [3] In een ‘afschuwelijk blauw pak’ volgens mijn moeder. Maar het klikte: ze waren van dezelfde kerk. Sjoukje vertelt. Van de hak op de tak. Geschreven tussen 1983 en 1999, ongepubliceerd [4]Schaafsma, J. & Zoodsma, M. (2021). The Political Apology Database. [Date Retrieved], from the Political Apologies across Cultures website: http://www.politicalapologies.com/. [5] Een onderzoek van het Koninklijk Instituut voor Taal, Land- en Volkenkunde (KITLV), het Nederland Instituut voor Militaire Historie (NIMH) en het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust en Genocidestudies. https://ind45-50.org/ [6] Eerste kabinetsreactie op de uitkomsten van het onderzoeksprogramma ‘Onafhankelijkheid, Dekolonisatie, Geweld en Oorlog in Indonesië, 1945-1950’. [7] Vrees voor aansprakelijkheid kan aansporen tot voorzichtigheid in de gebruikte termen. Verhullend taalgebruik, waaronder de passieve vorm, beschermt het nationale zelfbeeld. Juliette Schaafsma, Marieke Zoodsma & Thia Sagherian- Dickey: Closing chapters of the past? Rhetorical strategies in political apologies for human rights violations across the world. Journal of Human Rights 8 november 2021 [8] https://www.vpro.nl/programmas/ovt/luister/afleveringen/2022/20-02-2022.html# [9] J.A.A. van Doorn en W.J. Hendrix: Ontsporing van geweld. Het Nederlands-Indonesisch conflict. Zutphen 2012 [10] Dr. L. de Jong: Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog 1939 – 1945 Deel 12 Epiloog tweede helft Leiden 1988, p. 1060. Zie ook deel 14 Reacties (redactie) Den Haag 1991 p. 900 v. [11] Meestal ligt er minstens een generatie, > 40 jaar, tussen daad en excuus. Veel excuses betreffen groepen in eigen land, bijvoorbeeld ‘indigenous people’ en zijn het gevolg van zelfonderzoek of druk om erkenning. Marieke Zoodsma en Juliette Schaafsma: Examining the ‘age of apology’: Insights from the Political Apology database. Journal of Peace Research 1-13, 2021 [12] Gertjan van Schoonhoven: Het nut van sorry. Elsevier Weekblad 23 februari 2022
Comments